Symposium-programma
14.15 uur Ontvangst met koffie en thee
14.50 uur Opening
15.00 uur Lezing door Marita Eskes – Technisch leren lezen in een doorlopende lijn
15.45 uur Boekpresentatie
15.50 uur Lezing door lector emeritus dr. Kees Vernooy – Van leestechniek naar leesbegrip
16.25 uur Lezing door prof. dr. Aryan van der Leij – Laaggeletterdheid en dyslexie
17.00 uur Napraten en borrel
Hoofdlezing Marita Eskes – Technisch leren lezen in een doorlopende lijn
Goed leren lezen is belangrijker dan ooit: zonder goede leesvaardigheid is het vrijwel onmogelijk om in de huidige maatschappij mee te kunnen draaien. De Inspectie van het Onderwijs liet in 2019 weten dat bijna 40% van de basisscholen de instructie niet op orde heeft tijdens de technische leeslessen. Ook de instructiekwaliteit van de verlengde instructie, ofwel essentiële momenten voor risicolezers, laat te wensen over.
Dat is zorgwekkend: elke school zou het voor elkaar moeten krijgen om haar leerlingen goed te leren lezen. In deze lezing wordt ingegaan op wat goed technisch leesonderwijs inhoudt en hoe scholen hier in een doorlopende lijn vorm aan kunnen geven. Dit alles met één doel: op naar een lezende generatie!
Lezing Kees Vernooy – Van leestechniek naar leesbegrip
Het doel van leesonderwijs is van alle kinderen goed begrijpende lezers maken. Vanuit dat doel bestaat er een kritische relatie tussen vloeiend lezen en begrijpend lezen. Niet goed kunnen technisch lezen heeft negatieve gevolgen voor het begrijpend lezen. Denk in dat verband o.a. aan de spellende lezers.
Leesonderzoek laat na 2000 bij herhaling zien dat goed vloeiend lezen een belangrijke pijler voor het begrijpend lezen is en dat slecht technisch lezen de beste voorspeller voor slecht begrijpend lezen is. Ofschoon technisch lezen slechts één van de onderliggende vaardigheden voor begrijpend lezen is, is het een kritische component:
– Je kunt decoderen wat je niet kunt lezen, maar …
– Je kunt niet begrijpen wat je niet kunt decoderen!
Lezing Aryan van der Leij – Laaggeletterdheid en dyslexie
Leesproblemen hebben twee, soms in combinatie voorkomende, oorzaken. De eerste komt uit de omgeving: taalachterstand, als gevolg van een taalarm of anderstalig thuismilieu en onderwijs dat onvoldoende bij machte is die achterstand te verkleinen. De tweede komt uit het kind zelf: een geringe instructiegevoeligheid voor leren lezen, meestal erfelijk.
Het eerste leesprobleem noemen we laaggeletterdheid en het tweede dyslexie, maar voor preventie zijn de risicosignalen dezelfde: de leerlingen pikken in groep 1 en 2 spontaan weinig letters en woorden op en ontwikkelen niet het bijbehorende klankbewustzijn. Vervolgens maken zij zich de leestechniek onvoldoende eigen en staan ze daardoor in onze geletterde maatschappij voor de rest van hun leven op achterstand. Ook de aanpak is grotendeels gelijk.
Voor alle risicoleerlingen geldt: begin direct met individuele instructie en oefenen, en hou vol tot er voldoende beheersing is. Start met letters aanleren en woordjes in groep 2, gevolgd door expliciete instructie in de decodeerstrategie in groep 3-4, overgaand in vlot leeskilometers maken in groep 4 tot 8 met als oogmerk vloeiend lezen als opstap naar en ondersteuning van begrijpend lezen. Mits goed uitgevoerd, is dyslexie wat er overblijft als laaggeletterdheid is bestreden.
Zo’n integrale aanpak kost veel inspanning en jaren, maar het loont de moeite. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat problemen met lezen, spellen en begrijpend lezen bij een groot deel van de risicoleerlingen voorkomen kunnen worden, met als resultaat minder laaggeletterden en dyslectici, minder zittenblijvers en hogere VO-adviezen.